Steden Initiatief Forum Verbindende ruimten
Wat maakt stedelijke ruimte toegankelijk? Wat zijn de sleutels om ervoor te zorgen dat zowel bewoners als bezoekers zich deze ruimte eigen maken en gebruiken? Hoe kan groene infrastructuur de openheid van de openbare ruimte maximaliseren? En tot slot, wat kunnen technologische innovaties doen om steden om te vormen tot echt inclusieve plekken? Het Cities Initiative Forum Connective Spaces, georganiseerd door Topos, het Duitse architectuurtijdschrift Baumeister en verlichtingsspecialist Schréder, onderzocht deze cruciale vragen en leidde tot levendige debatten tussen vier deelnemers met zeer verschillende achtergronden: landschapsarchitect Leonard Grosch, architect Jan Liesegang, academisch expert Undine Giseke en Schréders topmanager Ernst Smolka. Over één punt waren ze het echter allemaal eens: het succes van de steden van de toekomst hangt af van de mate waarin de bestaande beroepen, of beter gezegd de professionals die daarin werkzaam zijn, in staat zijn de grenzen van hun disciplines en denkwijzen te overschrijden.
Het forum, dat dit jaar plaatsvond als onderdeel van de Metropolitan Solutions Conference in Berlijn, maakt deel uit van het „Baumeister Topos Cities Initiative“: het werd gelanceerd in 2015 en belicht verschillende aspecten van stedelijk ontwerp, planning en ontwikkeling in evenementen en publicaties. In 2016 staat het onderwerp connectiviteit centraal in de aandacht van het initiatief. Als het gaat om het verbinden van ruimtes en het verbinden van mensen, is technische infrastructuur het eerste waar je aan denkt. Dr. Ernst Smolka, Managing Director van Schréder GmbH, liet zien hoe nieuwe modulaire technologieën zoals Schréder’s „Shuffle“ een verandering teweeg kunnen brengen in de perceptie van verlichtingsoplossingen in een stedelijke context: De armatuur functioneert niet langer alleen als een instrument om een ruimte te verlichten. In plaats daarvan wordt het een complex interactief instrument dat een verscheidenheid aan verschillende functies integreert die voldoen aan de eisen die de burgers van vandaag steeds meer zullen stellen aan openbare ruimten en hun infrastructuur. Toegang tot openbare WLAN, de levering van elektriciteit en beschikbaarheid als veiligheidsvoorziening zijn slechts drie voorbeelden. Het is dan ook niet verwonderlijk dat er veel aandacht wordt besteed aan de bakens van de toekomst en hun vermogen om de middelen en diensten te leveren waar stadsbewoners om vragen.
Inderdaad, infrastructuur is slechts één aspect van waaruit het concept van connectiviteit kan worden bekeken. Leonard Grosch, partner bij Atelier Loidl Landschaftsarchitektur, Berlijn, legde uit hoe moderne metropolitane parken zoals het Park am Gleisdreieck in Berlijn van Atelier Loidl tot doel hebben om mensen van verschillende culturen en achtergronden op een subtiele, moderne en hedendaagse manier samen te brengen – en hoe dit centrale doel een ontwerper beïnvloedt bij het plannen. Hij benadrukte dat het uitgebreide participatieproces dat voorafging aan en gepaard ging met de planningsfase voor Gleisdreieck de landschapsarchitecten in staat stelde beter te begrijpen wat deze ruimte, die een park moest worden, eigenlijk voor mensen betekent. Hoewel de discussies gemakkelijk uitdraaiden op detailkwesties en veel betrokkenen vasthielden aan de romantische spoorwegscenario’s die ooit kenmerkend waren voor de Gleisdreieck, benadrukte Grosch dat de participatie van burgers en andere belanghebbenden het ontwerp van een plek aanzienlijk ten goede kan veranderen. In dit proces moeten ontwerpers en landschapsarchitecten de eisen van de burgers, de esthetische kwaliteiten van de ruimte en haar potentieel voor stedelijke verbindingen en de omgeving op elkaar afstemmen.
Grenzen tussen beroepen opheffen
Jan Liesegang, architect bij Raumlabor Berlin, is het hier zeker mee eens. Samen met Undine Giseke, professor Landschapsarchitectuur en Open Ruimte Planning aan de TU Berlijn, besprak hij de vraag wanneer participatie precies in het planningsproces moet worden opgenomen. Beiden benadrukten dat een vroeg begin wederzijds begrip en vertrouwen tussen planners en toekomstige gebruikers bevordert. Op de vraag of burgers tegenwoordig bereid zijn om ruimtelijke veranderingsprocessen actief te ondersteunen en te beïnvloeden, kwamen Giseke en Liesegang tot dezelfde conclusie: de bereidheid van burgers om te participeren is groter dan ooit tevoren. Liesegang en Giseke vinden zelfs dat architecten en landschapsarchitecten zo nauw mogelijk moeten samenwerken met fabrikanten en bouwbedrijven die verbindende oplossingen ontwikkelen. Niet alleen om geschikte producten te vinden voor dergelijke oplossingen, maar ook om hun impact op de stedelijke cultuur op korte en lange termijn te beoordelen. Liesegang, Giseke, Grosch en Smolka delen de overtuiging dat hoe meer experts de grenzen tussen hun vakgebieden slechten en in plaats daarvan de weg vrijmaken voor nieuwe combinaties van expertise en creativiteit, hoe inclusiever de stad van de toekomst zal worden. En hoe meer mensen zullen profiteren van deze ontwikkeling.
Meer informatie over het Cities Initiative Forum Connective Spaces vind je hier.