Heinrich von Pückler-Muskau (1785-1871) ontwikkelde in zijn parken en tuinen veel planningsideeën die vandaag de dag nog steeds geldig zijn voor landschapsarchitectuur. Zijn ontwerprichtlijnen worden momenteel tentoongesteld in de Bundeskunsthalle in Bonn: Tuin- en landschapsarchitecte Christine Orel van Orel + Heidrich Landschaftsarchitekten in Herzogenaurach heeft een interpretatie van de principes van Pückler op het dak van het museum gerealiseerd.

Garten + Landschaft: Een daktuin als deze ontwerpen is nogal ongebruikelijk voor tuin- en landschapsarchitecten, nietwaar?
Christine Orel: Wij vallen buiten het beeld van de gebruikelijke landschapsarchitect, omdat we al veel tuinen hebben ontworpen. Wij leggen de nadruk op de expressie van kunst en daarom was de opdracht ook mogelijk in Bonn. Voor ons was de opdracht niet zo ver weg, omdat ik me veel met deze thema’s bezighoud.
Moest je rekening houden met speciale aspecten tijdens de realisatie?
Het belangrijkste was om rekening te houden met de statica. Daarom was Friederich Meibert – ook een tuin- en landschapsarchitect – onmisbaar. Ik nam het artistieke deel voor mijn rekening en hij het technische deel. We hadden de specificaties van de bouwkundig ingenieur, maar Meibert controleerde ze nog een keer.
En specifiek?
De grootte van de bomen moest zorgvuldig worden gekozen om de geest van Pückler weer tot leven te brengen op het dak. Daarna moest worden gecontroleerd waar de bomen precies konden worden geplaatst. Sommige bomen moesten opnieuw worden verplaatst zodat de statica zou werken. De grondmodellering voor de grote visuele as naar de Venusberg was ook onderworpen aan strenge structurele specificaties. Daar werd tot 70 cm humus aangebracht.
Waren er nog andere belangrijke aspecten?
Een ander punt is de valbeveiliging. Als onderdeel van het tuinontwerp hebben we de grond tot 70 centimeter opgehoogd. We hebben ook rekening gehouden met de windsituatie en de diepte van het terrein. Hoe diep kun je werken en waar? Wat ligt er onder? We moesten ook rekening houden met het potentiële aantal bezoekers en de verplaatsing van bezoekersstromen.
Verzorgt de Bundeskunsthalle de tuin zelf tijdens de tentoonstellingsperiode?
Het onderhoud is opgedragen, maar wordt niet door ons uitgevoerd. Ik ben af en toe ter plaatse om vragen te beantwoorden. De zomerbloemen worden over twee weken geplant en blijven staan tot het einde van de tentoonstelling.
Voor welke uitdagingen stond je?
Er was een breed scala aan ideeën dat moest worden uitgezocht. Mijn benadering hier was om de concepten van Pückler naar het heden te brengen. Een andere spannende uitdaging was om de verschillende aspecten – de benadering van Pückler, de statica, de randvoorwaarden van de betrokkenen en mijn eigen ideeën – op elkaar af te stemmen en een eenheid te creëren zonder breuken.
Wat is de sleutel tot succes onder zulke omstandigheden?
Geduld en een positieve benadering van de taak. En het moet ook gezegd worden dat de betrokken mensen erg open stonden voor ons als planners.
Hoe is het voor jou om een tijdelijke tuin te ontwerpen?
We doen veel projecten die na een bepaalde periode weer worden opgeruimd. Bij mijn eerste tijdelijke tuin was ik nog steeds aan het rouwen om de mooie beplanting, maar ondertussen is het voor mij gecategoriseerd als actiekunst.
De tentoonstelling „Parkomania – The Garden Landscapes of Prince Pückler“ is tot 18 september 2016 te zien in de Bundeskunsthalle in Bonn. Je kunt een recensie lezen in ons zustertijdschrift Restauro. Je kunt de tuin- en landschapsarchitect Christine Orel hier vinden.