Verticale architectuur versus de natuurlijke en bebouwde omgeving: een jaar geleden riep de eVolo 2016 Skyscraper Competition op om te breken met ruimtelijke conventies. „New York Horizon“ kwam als winnend project uit de bus. Op het eerste gezicht heeft het idee weinig te maken met wolkenkrabbers: De bedenkers, de Amerikaanse ontwerpers en kunstenaars Yitan Sun en Jianshi Wu, verlagen Central Park in New York met 300 meter. Het park wordt niet langer gekenmerkt door Turtle Pond en Great Lawn, maar door de nu blootgelegde rotsen waarop New York is gebouwd. Een gebouw dat bedoeld is als tegenhanger van de wolkenkrabber vormt een omringende klif die de open ruimte omsluit. Met 18 vierkante kilometer vloeroppervlak zou dit „laagbouwgebouw“ 80 keer zo groot zijn als het Empire State Building. De sterk reflecterende vensterfronten zouden het park tot in het oneindige weerspiegelen. Een nieuwe horizon zou geboren worden.
Afgezien van het feit dat dit mammoetproject nooit werkelijkheid zou worden – de wolkenkrabberwedstrijd is puur een ideeënwedstrijd – is „New York Horizon“ een tot nadenken stemmend project dat de vraag opwerpt hoe we omgaan met de stad en open ruimte. Het idee waarop het ontwerp is gebaseerd moet echter worden bekritiseerd: De ruimte in Manhattan is beperkt door het wegennet, hoog en smal, Central Park staat daar met 3,3 vierkante kilometer groene ruimte tegenover. „New York Horizon“ wil het toegankelijk maken voor meer mensen, maar creëert niet meer dan luxe eigendommen en uitzichten van miljoenen dollars. Het opgegraven materiaal wordt verdeeld over de buurt, die in ruil daarvoor het megagebouw moet betrekken. Hoe lang zou het duren voordat het nieuwe landschap weer bouwgrond wordt? Zouden bewoners en bedrijven het zich zelfs kunnen veroorloven om in het nieuwe pand te gaan wonen? „New York Horizon“ laat veel vragen onbeantwoord, veel dingen zijn niet tot het einde doordacht. Maar het laat ook zien welke mogelijkheden we architectuur en landschap in de stad kunnen en willen geven – en wat niet.