In de toekomst zullen veel bezoekers van het Berlijnse Museumeiland of de Staatsopera in- en uitstappen bij het nieuwe metrostation „Museumeiland“. Max Dudler heeft het station ontworpen als een iconografisch gelaagd gebouw, waar de geest van de Romantiek doorheen zweeft ondanks de gereduceerde vormentaal.


Een enorme grot, waarvan de ingang wordt versperd door een portiek met zuilen in fantastische vormen; daarachter, binnenin de grot, is een enorm blauw gewelf te zien, helemaal bedekt met sterren. Schinkels toneeldecor voor Mozarts Zauberflöte, gemaakt in 1816, opent met dit prospectus voor de eerste scène van de eerste akte. De tweede set is de beroemdste van de hele cyclus. Hier toont Schinkel het gewelf van dichtbij: een koepel met een halve maan die in het midden zweeft en dient als tribune voor de Koningin van de Nacht. Schinkels picturale uitvinding is sindsdien een begrip geworden in de Duitse romantiek.
Max Dudler heeft het motief van de Sterrenhal overgenomen voor het metrostation Museumeiland in Berlijn, dat op 9 juli 2021 wordt geopend. Hij bedekt de twee sporen en de aangrenzende perrons met platte tongewelven in een ultramarijn blauw dat onmiddellijk associaties oproept met de scenografie van Schinkel. In totaal 6662 lichtpunten strekken zich uit over de gewelven als een netwerk van sterren. Alle muren van het station zijn bekleed met donkergrijs Kösseine graniet.

Gewelven en mysteries
Toegang tot de perrons is via een brede centrale gang met een vlak plafond dat verdeeld is in grote cassettes. Een rij stevige pilaren op een vierkante basis scheidt de middenbeuk van de gewelfde perrons. In de middenbeuk worden de pilaren voortgezet op het plafond als balken. In tegenstelling tot de verzonken cassettes, die wit geschilderd zijn, zijn de balken bekleed met graniet.

Dudlers spel met het mystieke – centrale elementen in zowel De Toverfluit als Schinkels decorontwerpen – in een ondergronds station is geen toeval: het ondergrondse spoortunnelsysteem heeft mensen altijd bang gemaakt en gefascineerd. Umberto Eco schreef in zijn „De slinger van Foucault“ over de mythes en samenzweringstheorieën rond de metro. En in Schinkels decorontwerpen vindt Tamino’s vuurproef plaats in een dreigende onderwereld van grotten.
Dudler bouwt een sterrenhemel onder de grond
Dudlers architectuur is door en door ambigu: Hij „opent“ zijn metrostation met een sterrenhemel en verwijst toch naar een binnenruimte. Hij tilt de ruimte symbolisch uit de aarde en integreert deze tegelijkertijd in een mystiek-romantische context, waarvan het unheimliche een integraal onderdeel is. De grootformaat architectuurfoto’s van Stefan Müller en Philipp Arnold, die in het station worden getoond, creëren nog meer symboliek. De beelden tonen details en architectonische versieringen van de omliggende kerken en museum-, culturele en administratieve gebouwen, allemaal werken uit de 19e eeuw. De foto’s introduceren niet alleen historische decoratieve vormen in Dudlers gereduceerde architectuur. De picturale ruimtes met hun schaduwen en schemering brengen ook de mengeling van romantiek en mysterie over die als een ondertoon door het hele ondergrondse treinstation resoneert.


Op de „Bridge Sprout“ van Atelier Bow-Wow uit Tokio kun je je direct onder de sterrenhemel boven de Isar in München bevinden. Lees meer over de „Bridge Sprout“ installatie van Atelier Bow-Wow.