De koers uitzetten voor de toekomst van stedelijke ontwikkeling: wanneer de Duitse vastgoedfederatie (ZIA), de unie voor het behoud van natuur en biodiversiteit (NABU), IKEA en de vereniging van Duitse landschapsarchitecten (BDLA) hun krachten bundelen, liggen er grote veranderingen in het verschiet. Een alliantie van 21 sectoroverschrijdende verenigingen, stichtingen en bedrijven presenteerde dinsdag in Berlijn eerst het handvest „Future City and Green“ aan de pers en overhandigde het daarna aan de nieuwe minister van Milieu, Natuurbehoud, Bouw en Nucleaire Veiligheid, Barbara Hendricks.
Met het handvest willen de deelnemers het positieve effect van stedelijk groen herkenbaarder en bruikbaarder maken. Het roept op om stedelijk groen te behouden en te creëren en om de samenwerking tussen de betrokken belanghebbenden te verbeteren. Het handvest formuleert niet bepaald bescheiden eisen voor acht effect- en actiegebieden zoals klimaatverandering, gezondheid, sociale functie, kwaliteit van de locatie, bescherming van bodem, water en lucht, biodiversiteit en de bevordering van onderzoek naar bouw- en vegetatietechnologie. Het potentieel van groene ruimten in onze steden moet worden bevorderd, onopgeloste problemen kritisch geanalyseerd en de langetermijnplanning aangepakt.
De initiatiefnemers van het handvest zijn de Duitse federale vereniging van hoveniers, landschapsarchitecten en sportaccommodaties (BGL) en de stichting DIE GRÜNE STADT. Tot de 21 eerste ondertekenaars behoren NABU, ZIA en bdla, evenals namen als Meyer Werft, IKEA en de Duitse golfbond. Een sterke gemeenschap met goede ideeën en sterke argumenten. Het klinkt bijna te mooi om waar te zijn: De ondertekenende instellingen zetten zich in voor levenskwaliteit, recreatie, milieubescherming, duurzaamheid en de opwaardering van bedrijfslocaties, eigendommen en gemeenschappen. De oren van de scepticus spitsen zich: welke rol spelen economische belangen bij zoveel engagement?
Om een volledig beeld van het handvest te krijgen, is het zeker de moeite waard om een kijkje achter de schermen te nemen. Dan rijst de vraag wat de verschillende motieven en belangen van de ondertekenaars van het charter zijn en waar de consensus van de verschillende partijen te vinden is. Het scala aan interpretaties van „groen“ in de stad strekt zich immers uit van parkeergaragebouw en groene daken tot stadstuinieren en landschapsparken. Begrijpt een vereniging als de NABU niet iets (heel) anders dan een vastgoedvereniging als het gaat om optimaal gebruik van open ruimte? Waar ligt het grensvlak tussen een aangelegd park, woningbouw en een broedplaats voor zeldzame vogels? En is het slechts een prettige bijkomstigheid dat de leden die georganiseerd zijn in de verenigingen en bedrijven die landschapsarchitectuur beoefenen in het bijzonder, opdrachten kunnen verwachten wanneer het handvest wordt geïmplementeerd – of is dat juist de bedoeling?
De specifieke belangen van de ondertekenaars kunnen toch wel opzij gezet worden ten gunste van het grotere geheel en zo met elkaar verzoend worden? Tegelijkertijd profiteren in dit samenspel de grote namen van het nog betere imago van de kleinere, terwijl de economisch minder goed gepositioneerde organisaties profiteren van de slagkracht van de grote. Het blijft daarom te hopen dat het Handvest zijn mooie uiterlijk niet verliest wanneer de openstaande vragen zijn beantwoord en dat bloemrijke woorden en beelden niet alleen worden gebruikt om economische belangen na te streven.

