Eind mei presenteerde het Bundesamt für Naturschutz in Leipzig de praktische brochure „Urban green infrastructure – the basis for attractive and sustainable cities“. Het rapport bespreekt groene infrastructuur als een planningsaanpak. Voor het juninummer van Garten + Landschaft spraken we met Stephan Pauleit, professor aan de Technische Universiteit van München, die het rapport samenstelde met bgmr Landschaftsarchitekten en de Technische Universiteit van Berlijn. Een fragment.
Mijnheer Pauleit, iedereen heeft het tegenwoordig over „groene infrastructuur“. Waarom is dat?
Het onderwerp is niet helemaal nieuw. Duitsland heeft een zeer lange traditie van open ruimte planning. De benadering van stedelijke open ruimten is echter heel anders. Het basisidee achter groene infrastructuur is dat deze groene ruimte wordt gezien als een onmisbare infrastructuur die net zo belangrijk is als de technische en sociale infrastructuur.
Wat hoopt de landschapsarchitectuur te winnen uit dit debat?
De benadering van stedelijke groene infrastructuur streeft het idee na om de bestaande groene en open ruimten in steden strategisch te ontwikkelen als een onderling verbonden systeem dat een verscheidenheid aan sociale, esthetische en ecologische voordelen biedt. Door middel van geïntegreerde planning en samenwerking moeten potentiële gebieden worden aangeboord en multifunctionele oplossingen worden ontwikkeld.
Welke rol speelt het rapport „Groene infrastructuur in stedelijke gebieden“ hierin?
Het Bundesamt für Naturschutz heeft het project in 2016 gefinancierd met middelen van het Bundesministerium für Umwelt, Naturschutz, Bau und Nuclear Safety (BMUB). In samenwerking met de TU Berlijn en bgmr Landschaftsarchitekten kreeg mijn leerstoel aan de TU München de opdracht. Het doel van het project was om een document te ontwikkelen dat definieert wat groene infrastructuur in steden eigenlijk is of zou moeten zijn. Aan de andere kant moet het helpen om de strategie te implementeren in de ontwikkeling van open ruimte, zodat de discussie niet theoretisch blijft.
Met andere woorden, een soort richtlijn…
Precies. Een van de belangrijkste resultaten van het project is een brochure van 30 pagina’s die we aan Duitse lokale overheden willen geven. Daarin staat een definitie van wat we bedoelen met groene infrastructuur, de principes op basis waarvan groene infrastructuur moet worden gepland en de instrumenten die kunnen worden gebruikt om de strategie te implementeren.
Hoe definiëren jullie groene infrastructuur?
Voor ons is stedelijke groene infrastructuur een netwerk van bijna-natuurlijke en ontworpen gebieden en elementen die zo gepland en onderhouden worden dat ze samen een hoge kwaliteit hebben in termen van bruikbaarheid, biodiversiteit en esthetiek en een breed scala aan ecosysteemdiensten leveren. Multifunctionaliteit en connectiviteit zijn daarom belangrijke principes.
Pas half mei 2017 presenteerde de BMUB het Witboek „Urban Green“. Was het niet logischer geweest om de twee initiatieven samen te brengen?
Het Witboek bevat aanbevelingen voor actie en implementatiemogelijkheden van de federale overheid voor meer groen in steden en heeft een meer politiek karakter. Ons project ondersteunt het witboek door een technische basis te leggen voor het concept van groene infrastructuur. De resultaten moeten lokale overheden helpen om op lokaal niveau groene infrastructuur te ontwikkelen. Ons werk moet worden gezien als een technische aanvulling op het witboek.
Welke maatregelen stelt het rapport voor?
In het rapport worden geen specifieke maatregelen voorgesteld. Daarvoor zijn steden te verschillend. In de brochure presenteren we strategieën en voorbeelden van goede praktijken om lokale overheden te helpen bij het ontwikkelen en implementeren van groene infrastructuur die is afgestemd op hun omstandigheden. We hebben gekozen voor een weloverwogen aanpak. We willen organisaties niets opleggen of hen vertellen wat ze wel of niet moeten doen.
Met andere woorden, welke strategieën stelt u voor?
Om groene infrastructuur systematisch te implementeren, hebben we een combinatie van instrumenten en maatregelen nodig. Formele instrumenten zoals het landschapsplan zijn nog steeds belangrijk omdat ze waardevolle informatie en planningsadvies geven voor ruimtelijke ordening en ontwikkelingsplanning. Tegelijkertijd spelen informele strategieën echter ook een belangrijke rol. Ze kunnen flexibeler reageren op lokale problemen en innovatieve oplossingen gemakkelijker integreren. En wat je natuurlijk ook nodig hebt, zijn financiële middelen.
Maar zijn er al voorbeeldprojecten die als leidraad kunnen dienen?
Ja. Deze zijn in de vorm van 20 casestudies in het rapport opgenomen. In de tweede workshop presenteerden vertegenwoordigers van de gemeenten ons voorbeeldprojecten en bespraken ze innovatieve benaderingen die ook naar andere steden kunnen worden overgedragen. Dit waren onder andere het open ruimte ontwikkelingsprogramma van Saarbrücken, het landschapsprogramma van Berlijn, het industriebos Rheinelbe in Gelsenkirchen en de landschapsas Horner Geest in Hamburg.
Wat gebeurt er nu het project is afgerond?
Het rapport werd op 30 mei 2017 in Leipzig gepresenteerd. De lokale overheden die bij het project betrokken waren, hebben gesuggereerd dat het belangrijk zou zijn om een landelijk proces te starten om richtlijnen op te stellen voor groene ruimten in steden. Dergelijke benchmarks moeten ook betrekking hebben op de kwaliteit van het stedelijk groen. Sommige vertegenwoordigers van steden en verenigingen riepen ook op om van groen een verplichte gemeentelijke taak te maken. Ik denk dat dat juist is, want groen is een onmisbare infrastructuur in steden.
Over de geïnterviewde: Stephan Pauleit studeerde landschapsbeheer aan de Technische Universiteit van München. Sinds 2009 bekleedt hij de leerstoel Strategie en beheer van landschapsontwikkeling aan de TU München.
Je kunt het hele interview lezen in het juninummer 2017 van Garten + Landschaft!